Rococo Reboot! - Mode 1750-1830
Pastelkleuren, torenhoge pruiken, spiegelzalen, weelderige stoffen en uitbundige kostuums: het zijn bekende connotaties van de term ‘rococo’ gevoed door de populaire beeldcultuur. Films en series zoals Marie Antoinette en Bridgerton presenteren een wereld vol extravagantie en oogstrelende mode, waarbij historische nauwkeurigheid vaak wijkt voor creatieve en artistieke interpretaties. Maar hoe verhouden deze romantische clichés zich tot de werkelijkheid? Aan de hand van een thematisch parcours biedt de tentoonstelling Rococo Reboot! een nieuwe blik op deze periode, met collectiestukken van Modemuseum Hasselt uit de periode 1750-1830.
Objecten uit deze vroege periode zijn zeldzaam en meestal afkomstig uit hogere sociale klassen, waardoor ze slechts een beperkt beeld geven van het dagelijks leven. Een confrontatie met een fijne selectie bruiklenen van STAM Gent en door historisch onderzoek gevoede digitale en zintuiglijke toepassingen verrijken dit beeld. Waar populaire beeld-vorming zich vooral richt op de luxueuze buitenkant, exploreert Rococo Reboot! de minder zichtbare kant van mode, zoals wassen, aankleden, hygiëne en onderkleding. Deze alledaagse rituelen en intieme lagen tonen hoe mode functioneerde in het dagelijks leven en hoe kleding het lichaam vormde en beïnvloedde.
De tentoonstelling plaatst de rococo in een breder mode-historisch perspectief en laat zien hoe stijlen niet op zichzelf staan, maar elkaar voortdurend beïnvloeden. Rococo Reboot! onderzoekt hoe elementen uit de mode van 1750 tot 1830 blijven voortleven in hedendaagse ontwerpen, en biedt een frisse blik op het spanningsveld tussen de weinig belichte verhalen van de dagelijkse realiteit versus de dromerige illusie die gestoeld is op een romantisch beeld van de 18de eeuw
De mode van de late 18de en vroege 19de eeuw wordt vaak geassocieerd met decadentie en extravagantie, een beeld dat sterk beïnvloed is door films en series. Populaire kostuumdrama’s zoals Marie Antoinette of Bridgerton presenteren een overdreven, geromantiseerd modebeeld waarin historische nauwkeurigheid ondergeschikt is aan esthetiek. Modehistorici bekritiseren deze producties in onlinevideo’s, omdat ze stijlen uit verschillende periodes mengen en zo een verwrongen beeld schetsen van hoe mensen zich tussen 1750 en 1830 werkelijk kleedden. 18de-eeuwse hoekige rokken worden bijvoorbeeld verward met 19de-eeuwse cirkelvormige crinolines, en korsetten verschijnen in combinatie met torenhoge pruiken en clowneske make-up. Tegelijkertijd speelt de modewereld gretig in op deze clichés. Ontwerpers zoals John Galliano en Vivienne Westwood laten zich maar al te graag inspireren door iconische figuren zoals Marie- Antoinette. Dit resulteert in spectaculaire catwalkshows waarin de complexiteit van het historische kostuum vaak gereduceerd wordt tot een oogstrelend en flamboyant schouwspel. Toch zijn er ook subtiele en waarheidsgetrouwe elementen uit deze periode die doorsijpelen in de hedendaagse mode. Denk maar aan de typische schoenen met gespen, de rijkelijke geborduurde zijdes en de pastorale prints. Hierdoor blijft de mode van 1750 tot 1830, ondanks haar vaak vertekende representatie, een bron van inspiratie.
In de 18de eeuw bestonden kledingstukken uit meerdere, vaak opulente, lagen, waardoor het aankleden een complex en tijdrovend proces was. Dit contrasteert sterk met de huidige mode die het stelt met een beperkt aantal, minimale en vaak functionele lagen: ondergoed, een broek en een top of een jurk uit één stuk, kousen en schoenen. Tegenwoordig is aankleden een snelle en eenvoudige handeling. Het aantrekken van historische kledingensembles daarentegen vroeg veel tijd, moeite en zorg.
Musea proberen doorgaans de volledige historische silhouetten zo goed mogelijk te reconstrueren en te presenteren aan het publiek. De echte praktijk van het aankleden en de gelaagdheid ervan gaan hierdoor echter vaak verloren. In de 18de en 19de eeuw bestond zowel mannen- als vrouwenkleding uit meerdere losse stukken die samen één geheel vormden. Een voorbeeld hiervan is de robe à la française uit circa 1750-1760, die hier laag voor laag ontleed wordt. Het aankleedproces van zowel man als vrouw is ook te volgen op de video in deze zaal.
Het begon met het onderhemd, dat direct op de huid werd gedragen, gevolgd door kniekousen die met een lint werden vastgebonden. Daarna kwam een onversierde onderrok, die aan het oog onttrokken bleef. Het rijglijfje, de voorloper van het korset, werd aangesnoerd met linten of veters. Op de heupen werden dijzakken gebonden, een vroege versie van de handtas. Daarboven kwamen de panniers, die de rok de kenmerkende hoekige vorm gaven. Een fichu werd over de schouders gedrapeerd, gevolgd door een rijkelijk versierd borststuk. De buitenste, gedecoreerde onderrok werd onder de punt van het borststuk bevestigd. Tot slot werd de japon vastgepind en afgewerkt met een kraagje en kanten engageantes aan de mouwen. Voor het aantrekken van de schoenen werd hulp ingeroepen, omdat het rijglijfje het buigen bemoeilijkte.
In de 18de en vroege 19de eeuw speelde onderkleding een cruciale rol in het vormgeven van het lichaam volgens het heersende schoonheidsideaal. Het rijglijfje en later het korset modelleerden het silhouet, net zoals moderne shapewear, cosmetische ingrepen en digitale bewerkingen dat vandaag doen. Hoewel vaak gedacht wordt dat vrouwen extreem ingesnoerd werden en flauwvielen door een gebrek aan zuurstof, was de mate van (ver)vorming een persoonlijke keuze. Zowel mannen als vrouwen droegen rijglijfjes, en sommige mannen bleven tot ver in de 19de eeuw korsetten dragen.
De evolutie van het silhouet is duidelijk zichtbaar bij de vergelijking van twee rijglijfjes uit verschillende periodes: in de 18de eeuw was de vorm conisch met brede heupen, terwijl het silhouet aan het begin van de 19de eeuw platter en langwerpiger werd. Rond 1825 introduceerden mouwvullingen de heropleving van volumineuze silhouetten, zoals te zien is in de schapenboutmouwen. Niet alleen onderkleding, maar ook maatwerk in jassen droeg bij tot de gewenste lichaamsvorm door de rug in een rechte houding te dwingen.
Ook de hedendaagse mode wordt beïnvloed door schoon-heidsidealen, niet zelden onder druk van de celebrity-cultuur en met wisselende nadruk op, of afwezigheid van (ronde) vormen. Hoewel ontwerpers experimenteren met opvullingen en volumes, is er ook een tegenbeweging die – in lijn met de vrije keuze die de 18de-eeuwse dames ook hadden – kiest voor kleding die zich aanpast aan het lichaam, in plaats van het lichaam in een vooraf bepaalde vorm te dwingen. Dit illustreert hoe de relatie tussen mode en het lichaam blijft evolueren.
Hygiëne is een relatief begrip, afhankelijk van tijd, plaats en sociale context. Wat de ene als ‘schoon’ beschouwt, ziet de ander als ‘vuil’. Vandaag is het gebruikelijk om elke dag een douche of bad te nemen en kleding regelmatig te reinigen, ondanks de nefaste impact op het milieu.
In de 18de eeuw was het regelmatig wassen van lichaam en kleding niet overal gebruikelijk. Het volledig onder-dompelen van het lijf in water werd in sommige medische kringen zelfs als risicovol beschouwd, vooral in Frankrijk, omdat men vreesde dat warm water de poriën zou openen en de kans op besmetting zou vergroten. De Engelsen daarentegen vonden dagelijks baden een noodzaak.
Textiel speelde een essentiële rol in lichaamsverzorging. Onderkleding had als functie om lijfgeuren en vuil op te nemen, zodat ze niet op de buitenste lagen van de kleding terechtkwamen. Deze buitenlagen, vaak rijkelijk versierd met fragiele fournituren of gemaakt van delicate stoffen zoals zijde, konden niet dagelijks gewassen worden. Ook onder rijglijfjes en korsetten werd onderkleding gedragen zodat ze niet rechtstreeks in contact kwamen met de huid. Schone onderkleding was niet het exclusieve voorrecht van de elite, maar was iets universeels. Ook minder welvarende lieden bezaten gewoonlijk minstens twee onderhemden die regelmatig werden gewassen met zeep op basis van dierlijke vetten en vervolgens gegeurd met kruiden en gedroogde bloemen.
De delicate materialen en vorm van de onderkleding zijn een dankbare inspiratiebron voor hedendaagse ontwerpers die experimenteren met het omzetten van de onderlaag naar een volwaardig silhouet. Zeker de onderjurk in fijne zijde was een geliefkoosd kledingstuk voor herinterpretatie doorheen de modegeschiedenis en ook vandaag is hij een vast onderdeel in het werk van ontwerpers zoals Elena Velez, Simone Rocha en Meryll Rogge.
De collectie van Modemuseum Hasselt, die inmiddels meer dan 19.000 stukken telt, vindt haar oorsprong in een grote voorliefde en diepgaande interesse voor historische kleding. De basis van het museum werd gelegd met de aankoop van de Ivaneanu-collectie. Andreï Ivaneanu, een Roemeens-Belgische theaterkostuumontwerper, verzamelde historische kleding niet alleen als inspiratie-bron, maar ook als onderzoeksobject voor het creëren van historisch correcte kostuums . In tegenstelling tot velen in zijn vakgebied paste hij de originele kledingstukken niet aan, noch liet hij ze op het podium dragen. Dit maakt zijn collectie uitzonderlijk. Veel historische kledingstukken die vandaag bewaard zijn gebleven, zijn door de jaren heen getransformeerd. Theatergezelschappen hergebruikten vaak historische stukken voor voorstellingen en pasten jurken aan zodat ze beter aansloten aan het lichaam, om het omkleden te versnellen of ze te moderniseren naar de eigentijdse smaak. In dit proces gingen veel originele details verloren, omdat kostuums vooral visueel impactvol moesten zijn. Ook tijdens gekostumeerde bals en maskeradefeesten in de 19de en vroege 20ste eeuw werden historische kledingstukken vaak herwerkt om te passen bij de modefantasieën van die tijd. Om die reden zijn volledig intacte jurken uit vroege periodes, uiterst zeldzaam. Ivaneanu’s vooruitziendheid om kledingstukken te bewaren als historische artefacten, en niet louter als toneelrekwisieten, was van onschatbare waarde voor de opbouw van de collectie van Modemuseum Hasselt, die door de jaren heen werd aangevuld met aankopen en schenkingen. Door deze kledingstukken in hun oorspronkelijke staat te bewaren, te onderzoeken en te presenteren, krijgen we een dieper inzicht in het vakmanschap, de materialen en de ontwerpkeuzes
van het verleden.
Hoewel de tentoonstelling een bredere periode bestrijkt (1750-1830), is de titel Rococo Reboot! niet toevallig gekozen. De term ‘rococo’ vindt zijn oorsprong in de beeldende kunst en verwijst naar een speelse, frivole stijl die zich ontwikkelde als het luchtigere zusje van de barok. In de mode kwam deze stijl vooral tot uiting tussen 1730 en 1760, al verliep die ontwikkeling niet altijd synchroon met andere kunstvormen.
De tentoonstelling start in 1750, met volumineuze vrouwen-jurken en uitbundig gedecoreerde herenkleding. Rijke borduursels in goudbrokaat en symmetrische patronen roepen de grandeur van de barok op. Pas in de jaren 1770, met de komst van Marie Antoinette in Versailles en de invloed van haar zogenaamde ‘modeminister’ Rose Bertin, krijgt de mode haar kenmerkende rococo-uitstraling met kleinere, asymmetrisch verdeelde bloemmotieven en speelse details zoals ruches en torenhoge kapsels.
Vanaf de late jaren 1780 evolueert het silhouet naar een-voudigere lijnen onder invloed van de Engelse stijl, met de chemise à la reine, geïnspireerd op een onderhemd. De Franse Revolutie brengt een sobere periode, gekenmerkt door luchtige, bijna doorschijnende japonnen. Met Joséphine de Beauharnais, de vrouw van Napoleon, keert de weelde terug en barst de mode van vrolijke veren, symmetrische versieringen en exuberante zilver- en gouddraad.
In de 19de eeuw neemt het volume weer toe, met schapen-boutmouwen, crinolines en een lagere taille. De grandeur van 1830 weerspiegelt die van 1750, waardoor de cirkel rond is.
Zonder sociale media waren modemagazines en stijliconen dé bron van inspiratie. Reeds in de 17de eeuw introduceerde het Franse tijdschrift Mercure Galant een moderubriek. In de 18de eeuw kende het gespecialiseerde modeblad met gedetailleerde prenten een ongeziene bloei.
Volgens de 18de-eeuwse Franse filosoof Jean-Jacques Rousseau hadden vrouwen een aangeboren consumptie-probleem. Het stereotype van de winkelverslaafde vrouw stamt uit de deze periode, waarin op grote schaal karikaturen werden verspreid van mannen die verveeld wachten en toekijken hoe hun vrouwen zich verliezen in treuzelend winkelgedrag. De complexe en gelaagde samenstelling van kleding uit deze periode vertelt echter ook een ander verhaal. Het maken van een ensemble vereiste heel wat stappen en tijd. Kleding werd niet prêt-à-porter aangeboden in winkels maar moest door de drager zelf worden samengesteld of zelfs gemaakt wanneer er geen beroep gedaan kon worden op een kleermaker. Vrouwen en, in iets mindere mate, ook mannen moesten over een zekere materiële kennis beschikken om kwalitatieve stoffen te kiezen. Ze moesten weten welk effect een stof creëerde – hoe deze viel, glansde in het licht – of de kleur en kwaliteit behouden bleven na het wassen, voordat ze een ensemble samenstelden dat een leven lang mee kon gaan en eventueel kon doorgegeven worden aan de volgende generaties aan volgende generaties.
Bovendien waren de economische mogelijkheden van een vrouw groter dan vandaag aangenomen wordt. Al sinds de 16de eeuw was het gebruikelijk dat getrouwde vrouwen instonden voor het beheer van de huishoudelijke financiën, maar in de 18de eeuw werd de scheiding tussen de mannelijke – publieke – en de vrouwelijke – huiselijke – sfeer steeds groter. Als echtgenote, dochter of zus van een koopman droeg de vrouw bij tot de publieke economie en erfde ze vaak het bedrijf bij het overlijden van de mannelijke eigenaar. Vrouwen speelden een prominente rol binnen de kledingindustrie en droegen bij tot de verspreiding van stijlen, zoals de beroemde marchande de mode Rose Bertin aan het Franse hof, die een fortuin verdiende met haar eigen zaak.
COLLECTIEWERKING ANDREÏ IVANEANU
De collectie van Modemuseum Hasselt, die inmiddels meer dan 19.000 stukken telt, vindt haar oorsprong in een grote voorliefde en diepgaande interesse voor historische kleding. De basis van het museum werd gelegd met de aankoop van de Ivaneanu-collectie. Andreï Ivaneanu, een Roemeens-Belgische theaterkostuumontwerper, verzamelde historische kleding niet alleen als inspiratie-bron, maar ook als onderzoeksobject voor het creëren van historisch correcte kostuums . In tegenstelling tot velen in zijn vakgebied paste hij de originele kledingstukken niet aan, noch liet hij ze op het podium dragen. Dit maakt zijn collectie uitzonderlijk. Veel historische kledingstukken die vandaag bewaard zijn gebleven, zijn door de jaren heen getransformeerd. Theatergezelschappen hergebruikten vaak historische stukken voor voorstellingen en pasten jurken aan zodat ze beter aansloten aan het lichaam, om het omkleden te versnellen of ze te moderniseren naar de eigentijdse smaak. In dit proces gingen veel originele details verloren, omdat kostuums vooral visueel impactvol moesten zijn. Ook tijdens gekostumeerde bals en maskeradefeesten in de 19de en vroege 20ste eeuw werden historische kledingstukken vaak herwerkt om te passen bij de modefantasieën van die tijd. Om die reden zijn volledig intacte jurken uit vroege periodes, uiterst zeldzaam. Ivaneanu’s vooruitziendheid om kledingstukken te bewaren als historische artefacten, en niet louter als toneelrekwisieten, was van onschatbare waarde voor de opbouw van de collectie van Modemuseum Hasselt, die door de jaren heen werd aangevuld met aankopen en schenkingen. Door deze kledingstukken in hun oorspronkelijke staat te bewaren, te onderzoeken en te presenteren, krijgen we een dieper inzicht in het vakmanschap, de materialen en de ontwerpkeuzes van het verleden.
Onderzoek: de levensloop van kleding
Deze video laat zien hoe de naaisporen in een robe à la française uit de collectie van Modemuseum Hasselt verborgen verhalen onthullen over de levensloop van het kledingstuk.
Kleding uit de periode 1750-1830 is zeldzaam, niet alleen omdat textiel heel kwetsbaar is, maar ook omdat hele garderobes van generatie op generatie doorgegeven en vermaakt werden zodanig dat het origineel soms nauwelijks herkenbaar is. In tegenstelling tot vandaag werd kleding niet zomaar weggegooid, maar hergebruikt en aangepast. Kwalitatieve stoffen waren duur, en het maken van kleding vergde veel tijd en vakmanschap. Mensen uit alle lagen van de samenleving pasten hun kleding aan aan de veranderende trends en lichaamsvormen.
Herstellen, hergebruiken en verstellen waren vanzelf-sprekende praktijken. Mode was een voortdurende cyclus van transformatie. De historische praktijk toont hoe duurzame mode ooit een vanzelfsprekendheid was en is een vat vol inspiratie voor al wie vandaag de dag bewust wil omgaan met kleding.
“Vandaag kreeg ik een nieuwe, prachtige mantel waarover ik buitengewoon verheugd ben. Hij is licht van kleur met een lichtgroene kraag, gemaakt volgens de nieuwste mode. De kleur van de mantel is een persoonlijke keuze, maar groene kragen zijn vrijwel overal te zien...” (Samuel Johnson 1775)
Hedendaagse mode-iconen en celebrities zoals Timothée Chalamet, Harry Styles en A$AP Rocky tonen hoe mannen vandaag plezier beleven aan mode. Dit is geen nieuw fenomeen, zoals bovenstaande quote van Samuel Johnson in 1775 duidelijk maakt. In de tweede helft van de 18de eeuw gingen de macaroni’s hen voor. Deze subcultuur van mannen had een voorliefde voor extravagante en speelse mode. Getooid met hoge pruiken, gehuld in zachtgekleurde habits en met glimmende fournituren en geurige boeketjes op hun revers, flaneerden ze door de stad. De term ‘macaroni’ – oorspronkelijk een spotnaam – verwees naar de opulente stijl en geaffecteerde manier van spreken van deze mannen die zich hierin lieten inspireren door de Italianen die ze ontmoetten tijdens hun Grand Tour.
De dandy die geboren werd aan het begin van de 19de eeuw na de turbulente revolutiejaren, droeg elegante en nauwsluitende kostuums in een breed scala aan kleuren en patronen. Zijn inspiratie kwam eveneens uit Zuid-Europa en meer in het bijzonder van de standbeelden uit de klassieke oudheid, die de contouren van het lichaam benadrukten. Macaroni’s en dandy’s kwamen uit verschillende lagen van de samenleving en zochten vaak creatieve manieren om de aristocratische levensstijl die ze bewonderden, na te bootsen — via vervalsingen, de tweedehandsmarkt of zelfs diefstal.
Door het schaarse onderzoek naar mannenmode van 1750 tot 1830 heerst de hardnekkige misconceptie dat mannen-kleding van vóór de Franse Revolutie zeer extravagant was om daarna weg te kwijnen in een uitsluitend donker en sober palet. De hier gepresenteerde kledingstukken brengen een genuanceerde getuigenis.
Gardens I Must Flee From You
Alu Studios
Gardens I Must Flee From You illustreert de overgang van de rococo naar het neoclassicisme aan het einde van de 18de eeuw, een overgang van emotie naar ratio. Dit vertaalde zich in de mode door de verschuiving van de Franse ornamentele stijl naar een meer ingetogen Engelse mode en wordt geïllustreerd aan de hand van 3D-gescande kledingstukken uit de collectie van Modemuseum Hasselt. Deze digitale reconstructies verzekeren niet alleen het behoud van de fragiele stukken, maar creëren ook nieuwe mogelijkheden om historische verhalen te vertellen.
Duizenden foto’s werden gemaakt om de collectiestukken tot op de draad vast te leggen en om zo de exacte digitale tegenhangers te creëren. Deze 3D-modellen kunnen vervolgens in nieuwe contexten en omgevingen worden geplaatst, waar ze in dialoog treden met andere historische bronnen. Dankzij deze digitale reconstructies krijgen we de kans om de kledingstukken in beweging te zien. Door mode digitaal te verbeelden, wordt conservering meer dan bescherming alleen—het wordt een manier om het verleden opnieuw te laten spreken.
In opdracht van Modemuseum Hasselt in het kader van Rococo Reboot!
© Dylan Eno en Finn van Tol/ Alu Studios
De vrijheid om openlijk kritiek te uiten is te danken aan de Verlichting, een periode van morele, filosofische en juridische veranderingen. De drukpers bestond al in de 16de eeuw, maar pas een goede 200 jaar later kwam de echte persvrijheid tot bloei. Dit leidde tot een explosie van geschriften en beelden. Niet alleen werd zo politieke kritiek gedeeld via pamfletten en kranten, ook satirische prenten werden een krachtig middel om maatschappelijke en persoonlijke thema’s aan te kaarten. Ze functioneerden vaak als roddelpers: affaires werden onthuld en politieke intriges kwamen aan het licht. Ook mode werd een doelwit. Spotprenten brachten kritiek op extravagante trends zoals hoge pruiken, onnatuurlijke silhouetten en fel opgemaakte mannen en vrouwen die speelden met de gendernormen. Mode werd ingezet om een verhaal te vertellen. Het uiterlijk was de spiegel van de ziel: zo golden de macaroni’s – modieuze mannen met een flamboyante stijl – als ijdel, oppervlakkig en ongeschikt voor ‘echte’ arbeid. Humoristische vergelijkingen waren schering en inslag. Vooral vrouwen met politieke invloed werden genadeloos bespot, vaak aan de hand van hun kleding. Deze prenten hielden de samenleving een spiegel voor — soms humoristisch, soms bijtend. Net zoals de spottende commentaren en memes die vandaag verspreid worden via sociale media, tonen ze dat mode niet alleen over kleding gaat, maar over macht, identiteit en status.
Deze zaal vormt het orgelpunt van de tentoonstelling, waar de eerder behandelde thema’s samenkomen. Ze geeft een unieke inkijk in het dagelijkse kledingritueel van een 18de- of vroeg 19de-eeuwse dame: van het vroegste ochtendgloren tot de avondlijke danspartij. Zo start ze de dag met een verfrissend wasje van haar lichaam, gevolgd door het tijdrovende proces van zich aankleden, laag over laag. Daarna maakt ze zich klaar om naar buiten te gaan. Daar hoorde vaak een besprenkeling bij met een geur die haar moest beschermen tegen de permanente dreiging van dodelijke ziektes zoals de pest. In haar fraaie buitenkleding begeeft ze zich naar het nieuwste theehuis in de stad, waar ze met vrienden en kennissen de laatste nieuwtjes uitwisselt. Hierna ontmoet ze haar familie en samen gaan ze flaneren in het park. Tot slot houdt ze nog halt bij een winkel in weelderige fournituren. Hier voorziet ze zich van linten, kantjes en strikken die haar later op de avond laten stralen op het feestelijke bal dat de dag afsluit.
Hoe een dag uit de periode 1750–1830 er exact uitzag, zullen we nooit met zekerheid weten. Toch kunnen we, aan de hand van de overgeleverde kledingstukken, hun herkomst, materiële toestand en bijkomend bronnenmateriaal, een goed gefundeerde inschatting maken. Kledingvoorschriften bepaalden in grote mate het ritme van de dag, zeker voor vrouwen. Sommigen — vooral in welgestelde kringen — hadden specifieke kledingstukken voor elk moment van de dag. Anderen pasten dezelfde kledingstukken aan naargelang het dagdeel. Zelfs thuis moest een vrouw er representatief uitzien, voor het geval er zich een onverwachte gast aanmeldde — ze was immers het gezicht van het huishouden. Buitenhuiskleding moest haar beschermen tegen weer en wind en moest be-antwoorden aan strikte normen: bloot mocht slechts selectief getoond worden. ’s Avonds mocht het wat losser. De fichu, die overdag de halsuitsnijding bedekte, kon uit om dezelfde outfit avondwaardig te maken.
In de 18de eeuw was het aankleden een tijdrovend proces door de vele kledinglagen en de strikte etiquette. Na het wassen van gezicht en handen volgde het aankleden, vaak met de hulp van dienstmeiden. Dit moment was een sociale aangelegenheid voor vrouwen en hun entourage.
Buitenkleding werd bepaald door de sociale klasse; wie zich boven zijn stand kleedde, riskeerde het voorwerp van spot te worden. Hoewel weeldewetten nauwelijks werden gehandhaafd, bleef de sociale beoordeling streng. Hofkleding werd vooral gedragen ter gelegenheid van de lunch, terwijl binnenshuis een petticoat met een eenvoudig jasje, zoals een caraco, volstond.
Make-up speelde een belangrijke rol. In Frankrijk was een lichte blos door middel van rouge populair, in Engeland was een opgemaakt gezicht enkel bij formele gelegenheden gebruikelijk, terwijl Italië een bleke huid en blond haar prefereerde. Pokkenlittekens werden bedekt met zwarte mouches, die soms ook een symbolische betekenis hadden.
Huishoudboeken bevatten recepten voor huidverzorging en cosmetica die in de loop van de 18de eeuw steeds meer gepromoot werden bij het vrouwelijk deel van de bevolking. Dit verschilde van de eeuwen ervoor, toen vergelijkbare producten aangeprezen werden bij zowel mannen als vrouwen. Pomanders, geurige bolletjes met kruiden, werden gedragen als bescherming tegen vervuilde, stinkende lucht, die volgens de miasmatheorie ziekten verspreidde.
“Liefde en schandaal zijn de beste zoetstoffen voor thee” (Henry Fielding, 1728)
In de 18de eeuw speelden koffie- en theehuizen een steeds grotere rol in het stedelijke sociale leven. Ze vervaagden de grens tussen de publieke en de private sfeer en waren de ideale plek om de krant te lezen, te discussiëren en roddelen. Politiek en religie waren er de meest geliefkoosde onderwerpen, en dit vaak tot ongenoegen van de inrichtende macht. Roger North merkte in 1740 op: “Niet alleen oproer en hoogverraad, maar ook atheïsme, ketterij en blasfemie worden openbaar onderwezen in […] beroemde koffiehuizen.”
Andere populaire ontmoetingsplaatsen in die tijd waren lusttuinen zoals Ranelagh in Londen, de Lusthof in Rotterdam en het Palais Royal in Parijs. Hier flaneerden mensen in modieuze deshabillé. Deze tuinen weer-spiegelden de globalisering van de mode, met stoffen en prints uit verre landen, vaak verkregen via koloniale handel en slavernij. Flaneren werd dé manier om status en smaak te tonen.
In de 18de eeuw maakten rondtrekkende marktkramers plaats voor vaste winkels in de stad. De groeiende winkelcultuur bracht een revolutie teweeg in het consumentengedrag. Winkeliers presenteerden stoffen op aantrekkelijke wijze, zorgvuldig gedrapeerd, om de verbeelding te prikkelen. Winkelramen boden een vorm van semi-privacy: voorbijgangers konden de luxe bewonderen zonder binnen te moeten gaan. Dit was de start van het fameuze ‘window shopping’.
De marchande de mode evolueerde van winkeltitel tot beroep. Deze vrouwelijke modehandelaar was geen kleermaker, maar een echte verkoper of stijladviseur die klanten hielp ensembles samen te stellen, vaak met verfijnde decoraties zoals linten, strikken en kant. De marchande de mode had hierdoor een grote invloed op het modebeeld en de verspreiding van stijlen. De relatie tussen winkelier en vaste klant kon bijzonder intiem zijn.
Status draaide steeds minder om adellijke afkomst. Bezit, vermogen en modebewustzijn werden de belangrijkste symbolen in de sociale hiërarchie. Kleding werd zo een krachtig middel om zijn identiteit te uiten en zijn maatschappelijke positie te markeren.
Het bal blijft tot de verbeelding spreken. In films en series vormt het vaak het decor voor dramatische wendingen: een gemaskerde identiteit, een liefdesonthulling of een sociaal conflict. Ook vandaag brengen feesten emoties teweeg, zelfs zonder een robe à la française.
In de 18de eeuw waren de contradans, gavotte en allemande alom geliefde volksdansen. Dansavonden waren niet exclusief voor de adel; in dorpen en steden kwamen mensen van diverse standen samen. De dansvloer was dé plek om jezelf te tonen, zowel in danstalent als in kleding. ’s Avonds verdwenen fichus en schouderdoeken, en werd het lichaam iets meer onthuld. Sommige ensembles maakten zelfs politieke statements, zoals jurken met kwastjes als steunbetuiging aan de Napoleontische troepen.
Bij gekostumeerde bals liet men de verbeelding de vrije loop: oosterse stijlen, mythologische figuren en Shakespeare-personages waren geliefd. Maar het bal eindigt altijd. Tijd om naar huis te gaan, het haar los te maken en de slaapjurk aan te trekken.
Materiële kennis
Naaien was in de 18de en 19de eeuw meer dan een praktische bezigheid; het creëerde een sociale en emotionele verbondenheid die vrouwen aanmoedigde om kennis en ervaring te delen. Tijdens gezamenlijke naaisessies werd niet alleen samen gewerkt, maar werden vaardigheden mondeling doorgegeven en herinneringen opgehaald. Schrijfster Eliza Fowler Haywood beschreef in A Present for a Servant-Maid (1743) hoe deze momenten dienden om moreel gedrag aan te leren.
Naaien stond in het teken van zorg, zowel voor het huishouden als voor toekomstige generaties. Praktische kledingstukken zoals sokken, kapjes en dijzakken werden met zorg voor elkaar gemaakt. Voor vrouwen zoals Barbara Johnson (1738-1825) en Laetitia Powell (1741-1801) die respectievelijk een stalenboek en een collectie miniatuurmodepoppen nalieten, was naaien ook een creatieve uitlaatklep; hun leven werd vastgelegd in stoffenboeken en modealbums. Johnsons stalenboek werd zelfs aangevuld door haar nichtjes – een tastbare vorm van intergenerationele kennisoverdracht. Hoewel de 18de-eeuwse consumentenrevolutie vaak wordt gezien als het begin van het verlies van maakkennis, bewijzen deze voorbeelden dat vaardigheden en zorgpraktijken aan de hand van kledingstukken nog geen stille dood gestorven waren.
In de 18de-eeuwse modewereld waren taken strikt verdeeld op basis van gender. Dit kwam voort uit de gildenstructuur. Tot de Franse Revolutie mochten enkel mannen zich officieel vestigen als kleermaker (coupeur), terwijl vrouwen als naaister (couturière) werkten. Kleermakers, die kostbare stoffen sneden met technische precisie, genoten een hogere status en een beter loon. Naaisters daarentegen werkten met ongesneden stof, die zij rond het lichaam drapeerden—een techniek die nog steeds wordt toegepast in de haute couture.
Naast hen verscheen een nieuw soort modeprofessional ten tonele: de marchande de mode. Deze vrouw ont-wierp en verkocht modieuze accessoires en luxueuze versieringen voor japonnen. Haar beroep draaide in grote mate om creativiteit en verfijning, en ze beschouwt haar werk als een artistieke uiting. Rose Bertin, hofleverancier van Marie-Antoinette, is de bekendste marchande de mode en had een enorme invloed.
Opvallend was dat vrouwelijke naaisters in Parijs al in 1675 een eigen gilde oprichtten, waarmee ze geleidelijk terrein wonnen. In 1781 verkregen zij het exclusieve recht om dameskleding te vervaardigen. De technieken die in deze periode gebruikt werden, werden gedetailleerd vastgelegd in de beroemde Encyclopédie ou Dictionnaire raisonné des sciences, des arts et des metiers (1751–1772) van Diderot en d’Alembert, die mode en ambacht evenwaardig behandelde als wetenschap en techniek.